Brussel heeft genoeg van kredietbeoordelaars

Actief toezicht, scherpere regelgeving, Europese tegenhanger oprichten... Er circuleren allerlei plannen om de macht van ratingbureaus aan banden te leggen. Maar hebben deze wel effect?


De handel en wandel van kredietbeoordelaars beïnvloedt al maanden het beurssentiment. De oogst van vorige week: een afwaardering van de kredietwaardigheid van Portugal en Ierland tot de junkstatus door Moody’s en een verlaging van de kredietwaardigheid van Griekenland naar CCC door Fitch.
Het is diverse vooraanstaande Europese politici een doorn in het oog. Ratingbureaus hebben volgens hen een onaanvaardbaar grote invloed op het verloop van de Europese schuldencrisis. Ze gaan te veel af op geruchten en hypotheses en hun acties hebben grote gevolgen: de downgrades maken het voor de schuldenlanden steeds ingewikkelder en duurder om geld op te halen op de kapitaalmarkt. Bovendien worden steeds meer landen in de ellende meegezogen, zoals Italië.

Verder hekelen critici de sterke machtspositie van ratingbureaus. De markt wordt wereldwijd gedomineerd door drie Amerikaanse bedrijven: Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch. Zij kunnen bovendien veelal ongestoord hun gang gaan, omdat ze in veel Europese landen niet juridisch aansprakelijk kunnen worden gesteld voor een ondeugdelijke rating.

Het is niet voor het eerst dat ratingbureaus onder vuur liggen. Ook ten tijde van de boekhoudschandalen in 2001 en de kredietcrisis van enkele jaren geleden hadden ze het zwaar te verduren. Toen klonk juist het verwijt dat ze te afwachtend waren en problemen niet tijdig zagen aankomen.

Zwartepiet
Is de kritiek terecht? Of is het een klassiek voorbeeld van de boodschapper van het slechte nieuws die ten onrechte de zwartepiet krijgt toebedeeld? Econoom Mathijs Bouman heeft wel begrip voor de critici. “Het is niet transparant waar de belangen van ratingbureaus liggen. Voorafgaand aan de kredietcrisis zijn kredietbeoordelaars duidelijk over de schreef gegaan, door mee te denken met de banken waarvoor ze de rommelhypotheken moesten beoordelen. Ze lieten zich toen betalen door de partijen waarover ze een oordeel moesten vellen.”

Of nu ook belangen door elkaar heen lopen, kan Bouman niet zeggen. Maar hij wijst er wel op dat ratingbureaus zakenbanken en hedgefondsen tot hun klantenkring rekenen en dat er binnen deze groep partijen zijn die baat hebben bij onrust.

Bouman vindt de timing van veel downgrades wel opmerkelijk. “Toen Griekenland net gered was, kwam Portugal aan de beurt, daarna Italië en vervolgens Ierland. Terwijl er niet plotseling nieuwe informatie beschikbaar was, zoals financiële tegenvallers of begrotingsplannen. Ik kan mij voorstellen dat Europese ministers zich daaraan ergeren.”


Self-fulfilling prophecy
In de werkwijze van ratingbureaus loert bovendien het gevaar van self-fulfilling prophecy. “Als Standard & Poor’s zegt dat Italiaans staatspapier een junkstatus boven het hoofd hangt, wordt het voor Italië steeds lastiger om te lenen en krijgt het land inderdaad een junkstatus; ook als het oordeel van S&P aanvankelijk niet klopte”, stelt Bouman. “Dat maakt het extra precair.”

Het valt de econoom ook op dat ratingbureaus momenteel wel erg softe
beoordelingscriteria hanteren. “Ze kijken niet alleen naar harde financieel-economische factoren als het begrotingstekort, maar ook naar het politieke klimaat, de onrust op de financiële markten en de besluiteloosheid binnen het eurogebied. Daarbij worden allerlei aannames gedaan waarvan nog maar moet blijken of deze wel juist zijn.”

In Brussel lijkt de maat nu vol. Er worden allerlei maatregelen voorgesteld om de macht van ratingbureaus aan banden te leggen, zoals de oprichting van een Europese kredietbeoordelaar en een verbod om ratings af te geven aan landen die onder een internationaal hulpprogramma vallen. Ook is sinds 1 juli de Europese marktwaakhond Esma belast met het toezicht op rating agencies. Bouman is er niet van onder de indruk. Hij vindt alle genoemde oplossingen ‘tandeloos’.

Hij is voorstander van een switch naar een structureel ander betaalmodel, waarbij rating agencies zich voortaan niet laten betalen door partijen die ze beoordelen, maar door de gebruikers. Dit stuit echter op veel praktische bezwaren, want het is bijvoorbeeld maar de vraag of gebruikers wel willen betalen voor informatie die voorheen gratis is en hoe informatie voor derden geheim kan blijven.

Europese tegenhanger
De beste oplossing is volgens Bouman de oprichting van een Europese kredietbeoordelaar. Hij ziet hier een belangrijke taak weggelegd voor de ECB. “De ECB mag alleen obligaties van een bepaalde kwaliteit aannemen als onderpand van het bankwezen. De beoordeling van deze obligaties wordt momenteel bepaald door de rating van dat schuldpapier. Die constructie maakt de ECB wel erg afhankelijk van ratingbureaus: een partij op Wall Street bepaalt welke obligaties de ECB mag aannemen als onderpand.”

De ECB zou de obligaties beter zelf kunnen beoordelen, vindt Bouman. “De ECB heeft verstand van zaken en is onafhankelijk. Van een Franse kredietbeoordelaar daarentegen is het maar de vraag of deze snel zal besluiten om Franse staatsobligaties af te waarderen. De Amerikaanse ratingbureaus geven de VS immers ook nog steeds een triple A-status. Ze hebben wel gedreigd deze te verlagen, maar verder dan een dreiging is het nog niet gekomen.”
Als de ECB zelf van het begin af aan de ratings had verzorgd, was de schuldencrisis volgens Bouman voorkomen. “Dan had de ECB Grieks staatspapier vanaf de aanvang anders kunnen waarderen dan Duits papier, waardoor de Grieken minder hadden kunnen lenen. Dan was de situatie niet zo uit de hand gelopen.”

Bron: Marketminds Robeco